Hoofd geschiedenis Rijksmuseum: ‘Ik wil mensen hun naam teruggeven’

Een tentoonstelling over mensen moest het worden, niet over systemen, over aantallen, over schepen en trans-Atlantische handelsroutes. “Dat doen wij omdat dit het Rijksmuseum is en er verschillende publieken op af zullen komen. Mensen voor wie dit een hele persoonlijke geschiedenis is en voor wie het museum vaak nieuw is. En mensen die het Rijksmuseum al kennen, maar die nog niet zo veel over deze geschiedenis weten.”

Voelt u de druk?

“Hoe bedoel je?”

De verwachtingen zijn hooggespannen. De NOS wil de opening rechtstreeks op televisie uitzenden. Het is een nationale gebeurtenis.

“Daar kan ik alleen maar blij om zijn. Ik denk dat we als land verder komen als we het slavernijverleden omarmen als nationale geschiedenis. Natuurlijk is het spannend dat iedereen meekijkt, maar tegelijkertijd is dat supermooi. En ik weet dat we er goed over hebben nagedacht. We willen het goed doen. Op een verbindende manier. We willen iets toevoegen aan het maatschappelijk debat.”

De messen worden ongetwijfeld alweer geslepen.

“Kritiek is prima. Als het tenminste betekent dat er daarmee iets gebeurt in de hoofden van mensen, dat ze uit de kramp komen dat alles moet blijven zoals het was. De wereld zit vol dynamiek, musea zitten vol dynamiek, en die dynamiek hoort ook thuis in ons denken over het verleden.”

 

Tien verhalen krijgt het publiek straks te zien, rondom tien historische figuren. Van tot slaaf gemaakten op de plantages in het Caraïbisch gebied en Indië tot de vrouw van een rijke koopman aan de Amsterdamse gracht. Maar ook een Afrikaanse man die werd gekocht door een kapitein van de West Indische Compagnie en werd meegenomen naar Nederland. Hoe ziet het leven van zo’n man in het Nederland van de 17de eeuw eruit?

In de eerste vijf verhalen maken we kennis met het systeem, in de andere vijf verhalen komen mensen naar voren die zich uitspraken tegen de slavernij. Tot slaaf gemaakten die de plantage ontvluchtten, een man die streed tegen de VOC en in Indonesië uitgroeide tot een nationale held. Of een hoge witte ambtenaar, die zich uitsprak tegen de slavernij omdat hij het onnodig gewelddadig vond.

Geschiedenis is vaak de geschiedenis van de machtigen, misschien wel bij uitstek in het Rijksmuseum.

“Dat klopt. Van de mensen in slavernij zijn geen mooie portretten gemaakt. Die mensen vind je alleen terug in de administraties van de slavenhandelaars en slavenhouders of, als ze in opstand kwamen, in de gerechtelijke archieven. Het is dus altijd de blik van de overheerser op de overheerste.”

 

Hoe heeft u dat opgelost?

“We hebben de audiotour geïntroduceerd. Je hoort de stemmen van mensen van nu, die vertellen over hun voorouders. We hebben oude opnames achterhaald van interviews en liederen uit het begin van de 20ste eeuw, gezongen door mensen die toen al honderd jaar oud waren. Ze vertellen en zingen over hun grootouders. Dan zit je al in de 18de eeuw. Zo kom je terug in de ervaringen van de mensen die leden onder het systeem. Het is indrukwekkend om het contrast te horen met wat je ziet als je staat voor een mooie oude landkaart of een prachtig schilderij van een rijke koopman.”

“Maar objecten zijn er ook: een doos die cadeau is gedaan aan Willem IV bijvoorbeeld, toen hij gezagvoerder werd van de West Indische Compagnie. Je ziet in goud afgebeeld hoe er aan mensenhandel werd gedaan. We hebben boeien om te laten zien dat het ook echt ging om geweld. Of kralen waarmee de mensen in slavernij werden uitbetaald en die zij in zee gooiden zodra de slavernij werd afgeschaft. Na heel goed zoeken hebben we in de collectie toch nog een kleine ets gevonden van een zwarte Caraïbische held. Volgens mij het enige portret van de man in heel Nederland.”

Ik begreep dat u ook bezig bent de vaste collectie van het Rijksmuseum te voorzien van tweede bordjes.

“De slavernij is deel van onze geschiedenis. Toch hebben we lang gedacht dat de collectie van het museum daar weinig mee te maken had. Het zijn meestal objecten van de gegoede klasse in Nederland. Door onderzoek kunnen we nu vertellen dat veel daarvan wel degelijk een relatie heeft met slavernij. Soms zijn het schilderijen, soms een meubelstuk, waarop stereotiepe afbeeldingen staan van zwarte mensen. Hoe komen die daar? Wat wilde de maker ermee zeggen? We laten die bordjes voorlopig een jaar staan. Daarna zien we verder. Eerst willen we zien hoe de reacties van het publiek zijn en wat we nog meer leren.”

“Taal doet ertoe. Als je de term slaaf gebruikt, maak je mensen anoniem. Dan doe je alsof het heel gewoon is om over mensen te spreken als een massa zonder gezicht. Alsof die conditie, dat zij tot slaaf gemaakt zijn, niet kritisch kan worden bekeken. Met de term ‘tot slaaf gemaakte’ doe je al een eerste stap in afstand nemen tot dat gegeven. Maar ik wil er met de tentoonstelling nog overheen: ik wil de mensen hun naam teruggeven. Ik wil weer bij de persoon komen.”

We hebben net de protesten van Black Lives Matter achter de rug. Maakt dat de tentoonstelling gevoeliger?

“Het maakt de tentoonstelling urgenter en daar ben ik heel blij mee. Die demonstraties lieten zien dat het voor de samenleving belangrijk is dat we hier over hebben. Het laat zien dat wij dit niet toevallig als museum hebben bedacht, maar dat de samenleving aangeeft: dit gaat over ons, wij willen andere geschiedenis, wij willen niet langer de geschiedenis zoals die is geschreven in de 19de eeuw. Wij willen breed onderbouwde geschiedenis, gebaseerd op nieuwe inzichten.”

Bent u bij de BLM-demonstraties geweest?

“Ik draag op dit moment op een andere manier bij. Maar ik vind het fantastisch om te zien. In de jaren tachtig deed ik mee aan antiracismedemonstraties. Daar kwam iedereen samen, ongeacht je huidskleur of achtergrond. Dat zie ik nu terug: wij zijn Nederland en wij willen dat iedereen daarbij hoort.”

Hoe voorkomt u dat er over deze tentoonstelling een moralistisch sausje komt te liggen van schaamte en schuld?

“Door gewoon de feiten te laten zien. Ik ben wetenschapper, ik bén van de feiten. Wij zijn heel transparant over onze bronnen en hoe we tot onze kennis zijn gekomen. Ook in het boek dat bij de tentoonstelling wordt uitgebracht. Daar moet verder iedereen maar het zijne mee doen.”

U wilt toch ook de onmenselijkheid van het systeem laten zien.

“Natuurlijk. Ik vind moraal ook helemaal geen vies woord. We hebben toch ook met zijn allen besloten: dit is een immoreel systeem? Dit willen we niet meer. We staan nu aan de goede kant van de geschiedenis. Waarom zou ik dat niet mogen zeggen?”

Sommigen zeggen: het is gezeur. Lang geleden. Waarom moeten we het er überhaupt nog over hebben?

“Omdat we het over alle moeilijke geschiedenis moeten hebben. Over de Apartheid, over de Tweede Wereldoorlog, over elke geschiedenis van uitsluiting. Als je niet bestudeert waar je vandaan komt, zit je voor je het weet weer in zo’n systeem. Uitsluiting is een mechanisme dat altijd weer terug kan komen. De slavernij was 250 jaar onder ons. Kun je nagaan hoe hardnekkig zo’n systeem kan zijn.”

Smeulders, tegenwoordig wonend in Den Haag, werd geboren op Curaçao als dochter van twee onderwijzers. Een idealistisch gezin. Bijdragen aan de samenleving, solidariteit en kijken over de grenzen. “Het werd er met de paplepel ingegoten,” zegt ze. “Mijn moeder heeft altijd bewust gewerkt op scholen in achterstandswijken. Ze vertelde altijd over wat ze daar meemaakte.”

 

Haar geboortejaar, 1969, was ook het jaar van opstand op Curaçao. Wat zich liet aanzien als een eenvoudige staking van arbeiders van de Shellraffinaderij liep uit op een compleet volksoproer, waarbij twee doden en tientallen gewonden vielen. Nederland zette het Korps Mariniers in en stuurde driehonderd militairen om met harde hand de orde te herstellen. Achter het arbeidsconflict kwam een diepgewortelde boosheid tevoorschijn van de zwarte bevolking tegen de witte elite, die alle machtsposities in handen had en in afgesloten wijken woonde.

“Mijn vader werkte niet bij de Shell, dus hij was niet direct betrokken bij de staking,” zegt ze. “Maar hij steunde het wel. Hij werd woordvoerder van de Frente Obrero, de politieke partij die uit de opstand voortkwam.”

Een linkse activist, geboren in Suriname uit een donkere moeder en een witte vader, een politieman van wie de ouders uit Nederland waren geëmigreerd. Ook haar moeder komt uit Suriname, en ook zij werd geboren in een gemengd gezin. “Er zit Europees bloed in mijn familie, Afrikaans en Aziatisch. De mengelmoes gaat vele generaties terug.”

Jeugdfoto van Valika Smeulders.

Leuk?

“Voor mij is het heel gewoon.”

U bent al vroeg naar Nederland gekomen.

“Toen ik nog geen jaar oud was. Mijn vader kwam hier studeren aan de VU, maar in 1975, toen Suriname onafhankelijk werd, wilde hij naar zijn geboorteland terug om te helpen met de opbouw. Hij is er altijd gebleven.”

Raakte hij niet teleurgesteld in zijn land?

“Natuurlijk, maar in een land met zo’n koloniaal verleden gaat het nooit makkelijk, niets is vanzelfsprekend. Hij vindt Suriname complex, maar ook fantastisch. Hem trek je er nooit meer vandaan. Ik ben zelf met mijn moeder teruggekeerd naar Curaçao, toen mijn ouders uit elkaar gingen. En op mijn 18de ben ik gaan studeren in Leiden.”

Als je maar goed genoeg zoekt in gemengde families uit Suriname of van de Antillen kom je altijd wel ergens een slavenhouder tegen.

“Dat klopt. Als je bij ons aan de muur kijkt, met foto’s van mijn voorouders, dan zie je zo dat er slavenhouders in de familie gezeten moeten hebben.”

Uw moeder heet MacDonald.

“Ze is een nazaat van de Schot Alexander MacDonald, die begin 19de eeuw naar Suriname kwam, waar hij directeur was van een aantal plantages. Hij kreeg vijf kinderen met een vrouw in slavernij, Sophia van Bunschoten. De moeder van mijn moeder heet Olivieira, een Portugees-Joodse naam. Ook daar zit een slavernijverleden.”

Alexander MacDonald schijnt exceptioneel wreed te zijn geweest.

“Hij is twee keer gestraft omdat hij bovenmatig gewelddadig met mensen omsprong. Hij is ver gegaan, want meestal kwam je daar in die tijd mee weg. Dat is confronterend. Pas een jaar of zes geleden kwam ik er via een familieboek achter wat hij precies had gedaan. Het is een ongemakkelijk besef.”

Bent u gaan kijken op de plantages van MacDonald?

“Ik ben in mijn jeugd in Suriname wel eens op plantages van het andere deel geweest, die van de Olivieira’s. Met de familie zijn we naar de Joodse begraafplaats geweest. Ik kan me nog herinneren dat alles overwoekerd was. Superinteressant.”

Ik kan me voorstellen dat er bij u nog een extra laagje onder zat.

“Ik was 7. Dan heb je nog helemaal geen oordeel of ongemak. Dan wordt het je alleen maar aangereikt als een gegeven. Ik kan me wel herinneren dat ik het liefst boeken las over kinderen die zich moesten redden uit moeilijke situaties: Alleen op de wereld, Het Achterhuis of De lotgevallen van Tom Sawyer. Ik was niet van de zoete verhalen.”

Waarom wordt er in Nederland zo emotioneel op het thema slavernij gereageerd?

“In Suriname en op Curaçao wordt slavernij gezien als deel van de nationale geschiedenis. Hier nog niet. Hier is het voor veel mensen een ver-van-mijn-bedshow. Als er dan iemand die er anders uitziet dan jij komt vertellen dat hij nog wel wat kan toevoegen aan wat jij op school hebt geleerd over je eigen geschiedenis, dan is dat een vreemde gewaarwording. Dan wordt het snel persoonlijk genomen.”

Dat iemand zegt: heb ík soms wat verkeerd gedaan?

“De grap is: voordat ik bij het Rijksmuseum kwam werken, werd mij die vraag nooit op die manier gesteld. Hier krijg ik hem heel vaak. Dat hangt ermee samen dat het Rijksmuseum is gebouwd op de nationalistische ideeën uit de 19de eeuw. Laten zien waar je als klein land groot in bent. Als je daarvan uitgaat, is het lastig om de draai te maken naar de keerzijde van de medaille. Terwijl ik denk: als museum moet je laten zien dat mensen een veel complexer emotioneel leven hebben dan trots alleen. Dat doen we ook in boeken en films. Die zouden anders verschrikkelijk saai zijn.”

U werd in het Rijksmuseum hoofd geschiedenis op 1 juli, Keti Koti.

“Haha, daar had het niets mee te maken. Het was toeval, maar wel een mooi toeval.”

Uit onderzoek van NRC Handelsblad bleek onlangs dat er nauwelijks mensen van kleur werken bij de Nederlandse musea.

“Bij ons valt het mee. Op de geschiedenisafdeling heb je mij en Stephanie Archangel, die ook op Curaçao is geboren. Bij Aziatische kunst is een van de conservatoren geboren in China, en dan hebben we nog de afdeling beeldende kunst. Maar in het algemeen klopt het. Het is moeilijk. Veel mensen die van huis uit al niet veel naar musea gaan, omdat ze er hun eigen verhaal niet in herkennen, komen ook niet op het idee om geschiedenis of kunstgeschiedenis te gaan studeren. Het is een kwestie van investeren. Maar dat onderzoek is een goed signaal geweest.”

Voelde men zich betrapt?

“Die is leuk, ja. Het kan geen verrassing zijn geweest. Maar de museale wereld is heel snel stappen aan het nemen.”

De slavernijtentoonstelling maakt u met drie andere vrouwen.

“Ooit was het museum een wittemannenbolwerk, nu vragen we soms bij vacatures met klem mannen om te solliciteren.”

Heeft het invloed gehad?

“Dat we met vier vrouwen zijn? Ik weet het niet. Misschien. Eén van de tien figuren die we laten zien in de tentoonstelling is een vrouw die in Afrika werd ontvoerd, in Suriname terechtkwam en vervolgens de plantage ontvluchtte. Ze smokkelde rijst mee in haar haar, met het doel dat later te planten, zodat ze ook anderen kon voeden. Dat is typisch een vrouwelijke manier van denken: zorgen voor je kinderen en voor de gemeenschap. Misschien moet je een vrouw zijn om zo’n verhaal eruit te pikken, maar ik mag toch hopen dat het mannen ook onmiddellijk zal aanspreken.”

Slavernij in het Rijksmuseum staat gepland voor 12 februari. Alle musea moeten echter tot 3 maart gesloten blijven. Zie voor de meest actuele informatie de website rijksmuseum.nl.

Dit bericht is gepost in Nieuws. Bookmark de link.