Slavernijverleden steentje in Nederlandse morele schoen

PARAMARIBO – “Het aanbieden van excuses moet in Suriname gebeuren, hier was de slavernij, hier was het leed en hier zijn de gevolgen. Niet in Nederland.” Aan het woord is een kalme Armand Zunder die de excuses van de ABN Amro Bank vorige week gedaan voor de betrokkenheid van haar voorlopers bij het slavernijverleden tussen Nederland en Suriname analyseert. Hij is voorzitter van de Nationale Reparatiecommissie Suriname die onderdeel is van een regionaal netwerk van organen actief binnen de Caricom om genoegdoening te eisen van de landen die aan slavernij hebben verdiend in de regio.

Zunder zegt dat de excuses van de tot 2020 grootste bank van Nederland wel fundamenteel afwijken van de verontschuldigingen die eerder zijn aangeboden door de burgemeesters van grote Nederlandse steden. “De leiding van ABN Amro heeft namelijk wel aansprakelijkheid erkend door excuses namens zijn zakelijke voorpartners aan te bieden aan degenen die tot slaaf zijn gemaakt. Bovendien heeft de bank in haar bewoordingen ook de doorwerking naar de huidige generaties van nazaten van de tot slaaf gemaakten erkend.” Dat hebben de burgemeesters niet gedaan.

Hij vindt dat excuses samen moeten gaan met een programma voor herstel, maar vindt niet dat die eis zal maken dat andere betrokken instituten niet in de voetsporen van de ABN Amro zullen treden vanwege angst voor te verwachten claims. “Het slavernijverleden is het steentje in de Nederlandse morele schoen. Vandaar dat men er zo langzaam zelf mee komt. Komt men er niet zelf mee dan is het onze taak om dit af te dwingen, desnoods juridisch. Het punt is dat als je verkeerd bent geweest er altijd consequenties zullen zijn. In dit specifieke geval zijn er in de koloniale periode misdaden tegen de menselijkheid gepleegd en die verjaren niet.”

AANDEEL ABN AMRO

Onderzoekers van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) concludeerden in een rapport in opdracht van ABN Amro dat de slavenhandel een groot aandeel had in de geschiedenis van de bank. In het onderzoek werden twee achttiende-eeuwse voorlopers van de bank bestudeerd: Hope & Co en R. Mees & Zoonen. Deze waren betrokken bij slavenhandel, plantageslavernij en de handel in producten die door slaaf gemaakten waren gemaakt.

Minstens vijftig plantages die met tot slaaf gemaakten werkten, kregen een lening van Hope & Co, waarbij slaaf gemaakten als onderpand dienden. “In die lijsten staan schattingen van hoeveel elke persoon waard is, met naam en toenaam”, zegt onderzoeker Pepijn Brandon van het IISG.

Volgens de onderzoekers bemoeide Hope & Co zich nadrukkelijk ook zelf met de plantages. “Het waren geen investeerders op afstand, maar ze lieten zich uitgebreid informeren”, zegt Brandon. “Soms wilde het bedrijf dat de plantagehouder slaaf gemaakten naar een andere plantage verplaatsten om de winst te verhogen. Gezinnen werden daardoor uit elkaar gerukt.”

Eerder bleek uit onderzoek in opdracht van De Nederlandsche Bank (DNB) dat ook deze nauw betrokken was bij de slavernij. DNB heeft geen excuses gemaakt, maar denkt daar nog wel over, schrijft de NOS.

Lees het volledig artikel in de weekendeditie van de Ware Tijd

Bron: http://www.dwtonline.com/mobiel/?node=530385

Dit bericht is gepost in Nieuws. Bookmark de link.